Zaterdagochtend 15 april 2023 verzamelde een grote groep wandelaars van de 10+ groep van Stadsdorp Gracht en Straatjes zich op het Centraal Station. De hoop van Henriette was gevestigd op de bollenvelden bij Castricum, waar wij tussen het aanschouwen van massa’s bloeiende tulpen het aangrenzende duingebied zouden doorkruisen.



Vanaf station Castricum waren we al snel bij de bollenvelden en … geen tulpen! Blijkbaar was het voorjaar te koud en/of te nat geweest, want op een paar rijen wat bleek-gele kleine tulpjes na waren de velden groen en de bloemknoppen ook. Toch een goed moment om even stil te staan bij de introductie van de tulp, oorspronkelijk afkomstig uit Kazachstan, in West-Europa.



Ogier Gisleen van Busbeke (1520-1591) was tussen 1554 en 1562 Oostenrijks ambassadeur bij de sultan van het Ottomaanse rijk en gaf zijn ogen goed de kost. Zo ontwaarde hij de tulp, die hij graag wilde delen met zijn mede-Vlamingen, evenals trouwens de hyacint, de sering en nog veel meer. Dankzij Carolus Clusius aan het eind van de zestiende eeuw werd de tulp ook in Holland geteeld, waar de grond tegen de duinen en het klimaat gunstig bleken voor de groei van de bollen. Wie tulpen zegt, kan ook niet om de tulpengekte heen die in de jaren ’30 van de zeventiende eeuw om zich heen greep in Holland. Eerst waren het nog rijke liefhebbers die steeds meer geld wilden betalen voor steeds bijzonderder bollen (tot 6000 gulden voor een enkele bol aan toe). Later werden tulpenbollen speculatieve handelswaar en werd er gehandeld in opties (contracten voor de verkoop van bollen die op dat moment nog in de grond zaten en niemand dus kon zien of de bloem echt bijzonder was). Tot 1637, toen de zeepbel plotseling barstte en menigeen veel geld kwijt was. Die nuchtere Hollanders toch …

Het weer en de omgeving waren gelukkig mooi genoeg om de teleurstelling over de tulpen snel te verwerken, zodat wij onze weg vervolgden naar landgoed Duin en Bosch.



Hier was in 1903 een groot duingebied (ruim 80 hectare) door de provincie Noord-Holland aangekocht van prinses Marie zu Wied (1841-1910). Deze was als Nederlandse prinses geboren, namelijk als dochter van prins Frederik der Nederlanden, een zoon van koning Willem I en dus een broer van Willem II en oom van Willem III. Na de troonsbestijging van haar achternicht Wilhelmina en zeker na het huwelijk van Wilhelmina met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin in 1901, zag zij blijkbaar geen rol voor zichzelf meer weggelegd in de troonsopvolging in Nederland en wilde zij haar ruime grondbezit hier wel verkopen. Op een klein deel van het aangekochte duingebied vestigde de provincie een – wat toen heette – provinciaal krankzinnigengesticht, Duin en Bosch. De gebouwen, er waren paviljoens voor rustige, halfrustige, bedlegerige en onrustige patiënten, maar ook een administratiegebouw, werkplaatsen, een kerk en een watertoren, kwamen in 1908 klaar. Zij waren, deels in chaletstijl, ontworpen door de Amsterdamse architect Frans Willem Maurits Poggenbeek (1860-1922), die ook aan onze grachten de nodige huizen en bankgebouwen heeft gebouwd.



De koffie bij De Oude Keuken gaf ons kracht en moed een flink stuk door de duinen te lopen, waar we op een rijtje omgevallen boomstammen ook lunchten.



Bijna aan het eind van de wandeling, op de Oude Schulpweg, was er nog gelegenheid iets te vertellen over schelpenvissers die dit pad gebruikten om hun karren met schelpen te vervoeren naar verder gelegen kalkovens. En om stil te staan bij de naam Castricum: er zijn wel drie theorieën over de herkomst, kort gezegd Romeinen, bevers en christenen. En bij de slag bij Castricum op 6 oktober 1799, toen daar de Engels-Russische invasie, die krachtig was toegejuicht door stadhouder Willem V en zijn aanhangers, tot staan werd gebracht door een Frans-Bataafs leger onder de generaals Brune en Daendels.
Net binnen de 10 kilometer bereikten we weer station Castricum, dit keer van begin tot eind gezegend met een aangename zon.



De volgende wandeling zal zijn op zaterdag 20 mei 2023.